LogoLog inSubscribe

Sinus- en cosinusfunctie

Gegeven een punt gelegen op een cirkel met straal A, waarvan het middelpunt samenvalt met dat van een cartesisch assenstelsel. Dit punt wordt bepaald door zijn hoek, aangegeven met x (radialen).

De sinusfunctie representeert de verandering van de y-coördinaat als functie van de hoek x. De sinusfunctie heeft als voorschrift f(x) = Asin(x).

De cosinusfunctie representeert de verandering van de x-coördinaat als functie van de hoek x. De cosinusfunctie heeft als voorschrift f(x) = Acos(x).

Deze twee functies vertonen gemeenschappelijke kenmerken:

  • De waarden van de functies oscilleren tussen A en -A. De parameter A correspondeert met de amplitude van de functie (de helft van het verschil tussen de maximale en minimale waarde).
  • Een patroon (cyclus) herhaalt zich tot in het oneindige: de  functies zijn periodiek met periode P : f(x+P) = f(x). De afstand tussen twee patronen wordt de periode genoemd, dat is tevens de afstand tussen twee maxima (of minima). In de basisuitdrukking is de periode 2π radialen (een volledig doorlopen cirkel) : f(x+ 2π)  = f(x).

Sign up for our newsletter