LogoLog inSubscribe

Logaritmische functie

Tot welke macht moeten we een getal (q) verheffen om een ander getal (x) te krijgen?

Om deze vraag te beantwoorden introduceerde de theoloog, natuurkundige, sterrenkundige en wiskundige, John Napier het begrip logaritme.

Het probleem komt neer op het isoleren van de variabele y in de vergelijking qy = x.

De oplossing wordt geschreven als y = logq(x) en kan worden geformuleerd als: y is de logaritme van x met grondtal q.

Twee vergelijkingen (qy = x en y = logq(x)) drukken een zelfde relatie tussen drie getallen uit: x (het resultaat van de macht), y de exponent) en q (het tot de macht verheven getal, het grondtal genoemd).

De logaritme met grondtal 10 is de decimale logaritme, geschreven log(x).

De logaritme met grondtal e is de natuurlijke logaritme, geschreven ln(x).

Voorbeelden:

  • Bereken log3(81): 

Tot welke macht moeten we het getal 3 verheffen om 81 te krijgen? 

3×3×3×3 = 81 ⇨ 34 = 81 dus log3(81) = 4: de 3-logaritme van 81 is 4.

  • Bereken log2(64): 

Tot welke macht moeten we het getal 2 verheffen om 64 te krijgen? 

2×2×2×2×2×2 = 64 ⇨ 26 = 64 dus log2(64) = 6: de 2-logaritme van 64 is 6.

  • log(100) = 2: 

We moeten het getal 10 kwadrateren om 100 te krijgen (hier is de logaritme decimaal)

  • en log100(1)? 

Tot welke macht moeten we 100 verheffen om 1 te krijgen?

100y = 1 ⇨ 1000 = 1 ⇨ log100(1) = 0 : de 100-logaritme van 1 is 0.

Elk getal verheven tot de macht 0 is gelijk aan 1. De logaritme van 1 is altijd 0 ongeacht het grondtal. (logq(1) = 0).

Sign up for our newsletter