LogoLog inSubscribe

Schedel en gebitsstructuur

Summary

Zoogdieren zijn de enige gewervelden die hun voedsel kauwen.
Ze hebben tanden die sterk verankerd zijn in de kaakbeenderen.
De onderkaak is echter het enige beweegbare bot in de schedel.
De tanden worden voornamelijk gebruikt voor het breken van voedsel alvorens het op te nemen en zo de spijsvertering te vergemakkelijken.
De vorm is afhankelijk van de functie. Het aantal, de aard en de rangschikking in de kaak hangt af van de soort.


De gebitsstructuur van een dier is aangepast aan zijn voedingswijze.
Het optimaliseert het vermogen van het dier om beschikbaar voedsel te vinden en te consumeren.

Er zijn drie belangrijke tandtypen:

  • de snijtanden: scherp, schepvormig, gebruikt om voedsel te snijden.
  • de kiezen: breed, gebruikt voor het vermalen van voedsel.
  • de hoektanden: sterk, dun en gepunt, bevinden zich tussen de snijtanden en de kiezen (alleen aanwezig bij vleeseters), worden gebruikt om vlees te doorsnijden.

Met deze animatie kunnen we de gebitsstructuur vaststellen van grote klassen van zoogdieren, waarvan hier steeds éeacute;én vertegenwoordiger is afgebeeld: herkauwers (koe), knaagdieren (stekelvarken), insecteneters (mol), vleeseters (hond), en alleseters (beren en mensen).

Klik op een van de 6 schedels in het begin om de afbeelding te vergroten.
Klik op een van de dierenafbeeldingen links om de schedel van dat dier te bekijken.
Klik op de tandtypen bovenaan om te zien waar dit zich in het gekozen dier bevindt.

Learning objectives

  • De functie van elk type tand definiëren.
  • Dieren herkennen en classificeren aan de hand van hun gebitsstructuur en de vorm van hun schedel.
  • Gemeenschappelijke punten en verschillen tussen de verschillende soorten ontdekken.

Learn more

Een volwassen koe heeft 32 tanden: 8 snijtanden in de onderkaak, 12 kiezen in elk kaakbot en geen hoektanden. De snijtanden zijn scherp en staan naar voren. Ze stellen de koe in staat gras te snijden. Herkauwers hebben geen bovenste snijtanden. Brede, vlakke kiezen maken het mogelijk plantaardig materiaal voor de spijsvertering te vermalen. De kiezen zijn behoorlijk aan slijtage onderhevig en scheuren als gevolg van het kauwen. De kaak is lang en geprononceerd, en staat bewegingen in de breedte toe voor het vermalen van planten en veevoer.

Net als bij het stekelvarken (een van de grootste knaagdieren, aanwezig op de meeste continenten) hebben knaagdierherbivoren op elk kaakbot twee snijtanden - sterk, lang, gebogen, afgeschuind en scherp. Deze tanden verschillen van die van alle andere knaagdieren vanwege hun voortdurende groei. De slijtage en het scheuren veroorzaakt door constant wroeten in harde schors, wortels of schachten compenseert deze groei.
Vervolgens wordt het voedsel vermalen door een totaal van 16 kiezen.
De groei ervan is beperkt (in tegenstelling tot konijnen, die niet ingedeeld zijn bij de knaagdieren, maar bij de haasachtigen). Knaagdieren hebben geen hoektanden.

Insectivoren zijn dieren die zich voeden met insecten. De schedel is langwerpig. Omdat ze hoektanden hebben, zijn ze ingedeeld bij de klasse der carnivoren. De hoektanden zijn zeer goed ontwikkeld en de kiezen zijn scherp en geschikt om door de insectpantsers heen te breken.

Vleeseters of  carnivoren voeden zich met vlees: ze hebben drie typen tanden, met op elk kaakbot: 6 snijtanden, 2 sterke hoektanden (kegelvormig en fungerend als slagtanden voor het doden en uit elkaar scheuren van een prooi) en 12 gepunte kiezen voor het vermalen van vlees.

Een alleseter of omnivoor eet zowel planten als dieren. De gebitsstructuur van een beer is aangepast aan zijn voedingswijze en bevat op elk kaakbot: 6 snijtanden, 2 borende hoektanden, een lege ruimte, 8 kiezen (waarvan er twee scherp zijn zoals bij een carnivoor, maar minder goed ontwikkeld, geplaatst tussen de lege ruimte en de kiezen, maar bij sommige soorten afwezig) en 6 grote, vermalende tanden. De schedel is langwerpig.

Mensen hebben 32 tanden met in boven- en onderkaak elk 4 snijtanden (de langste tanden bij hun gebitsstructuur), 2 hoektanden, 4 valse kiezen en 6 kiezen.

Scenario

Observatie en analyse tijdens de les:
De leraar projecteert de animatie voor de hele klas.
Hij of zij staat even stil bij de afbeelding met de zes schedels.
Het doel is de gebitsstructuren van de dieren te observeren en te vergelijken met behulp van een vraag-en-antwoordspel.

  • Hebben alle schedels dezelfde vorm en dezelfde gebitsstructuur?
    Waarom of waarom niet?
  • Hebben alle tanden dezelfde vorm? Waarom of waarom niet?
  • Geef enkele verschillen aan.
  • Van welk dier is volgens jou deze schedel afkomstig? Waarom?


De docent klikt op elke schedel om de ideeën van de student te toetsen.
Hij of zij analyseert de gebitsstructuur van het geselecteerde dier, geeft de rol en de functie van elke tand aan, en legt het verband tussen de gebitsstructuur van elk dier en zijn voedingswijze.
Opdracht (individueel of in groepen):
Geadviseerd wordt om iedere student of iedere groep op hun computer toegang tot de animatie te geven, zodat de leerlingen hetgeen de docent heeft uitgelegd in hun eigen tempo kunnen doornemen en begrijpen.
Voor deze opdracht heeft de docent van tevoren verschillende afbeeldingen van dierenschedels zonder enige toelichting verzameld, en ze in een bestand gezet om ze onder de studenten te verdelen.
Voorbeelden van mogelijke dieren: herbivoren (giraf, hert, paard, koe …), knaagdieren (woelmuis, rat, veldmuis, muis, bever, stekelvarken…), insecteneters (egel, spitsmuis, mol), carnivoren (kat, leeuw, wolf….), omnivoren (beer, mens, varken, aap…). Met de gebitsstructuur van elk dier kunnen studenten zijn voedingsgewoonten vaststellen en bepalen tot welke klasse het behoort.

Sign up for our newsletter